Filip Vanlommel van vzw De Winning: “Elke onderneming zou duurzaam moeten functioneren”

De Winning combineert het beste van vzw’s en cvso’s in een netwerk – Foto: Jan Crab

Mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt kunnen bij vzw De Winning terecht in een biologisch landbouw- en voedingsbedrijf of een ecologisch natuur- en groenbedrijf. Winst maken door economische activiteit is niet het doel, maar het middel. De focus ligt op maatschappelijke uitdagingen aanpakken. Algemeen directeur Filip Vanlommel van vzw De Winning vertelt hoe zij dat realiseren. 

De geur van warme, verse soep en een hartelijke glimlach heten iedereen welkom in het Eetkafee van vzw De Winning in Lummen. De soep is er (h)eerlijk. Groenten van eigen veld, geoogst en bewerkt met veel liefde, maken het verschil. 

Vzw De Winning stelt mensen tewerk die buiten de boot van de reguliere arbeidsmarkt vallen. Psychosociale problematieken, zoals onder andere een licht mentale beperking, taalachterstand of verslavings- of detentieverleden, vormen hun drempel. Bij De Winning kunnen ze aan de slag in een biologisch landbouw- en voedingsbedrijf met vijf horecazaken in korte keten of in een ecologisch natuur- en groenbedrijf. Het duurzame verhaal heeft op die manier zowel een ecologisch als sociaal luik. 

Waarom kozen jullie ervoor om jullie onderneming in een vzw-vorm op te richten? En dat later in een structuur met meerdere vzw’s te gieten?

“Enerzijds omdat als je indertijd, in 1986, een sociale onderneming wou oprichten, dat een vzw moest zijn. Dat was verplicht. Anderzijds omdat de Vlaamse overheid midden jaren ’90 fors is beginnen investeren in de tewerkstelling van mensen met psychosociale problematieken. Dat gaat over mensen met een licht mentale beperking, een taalachterstand, een verslavingsverleden … Bij elke maatregel die ze daarvoor invoerden, koppelden ze terug naar bedrijven: ‘Oke, je kan deel uitmaken van, en subsidies ontvangen, maar dan moet je een aparte juridische structuur opzetten.’ Dus moesten we op dat moment drie extra vzw’s oprichten: voor een sociale werkplaats (nu maatwerkbedrijf, red.), een werkervaringsproject, en voor buurt- en nabijheidsdiensten (nu lokale diensteneconomie, red.).”

“We willen een goeie werkgever zijn. Voor onze mensen, voor onze omgeving én voor de samenleving”

Wat was daar de reden voor?

“Dubbelfinanciering vermijden door transparantie te brengen over de subsidiestromen. Dat is eigenlijk de allerbelangrijkste drijfveer voor die structuur. Daarnaast kan ook de economische finaliteit van die verschillende overheidsmaatregelen verschillen. Van opleiding over zorg tot tewerkstelling, die zijn vaak gekoppeld aan en afhankelijk van andere paritaire comités.”

Jullie hebben in die tijd ook jullie activiteiten uitgebreid?

“Klopt, naast landbouw en voeding in korte keten zijn we met natuur- en groenbeheer begonnen. We hebben toen een sterke groei gemaakt als organisatie. Vandaag hebben we om en bij de 450 mensen in dienst in allerlei statuten.”

En op een gegeven moment hebben jullie er dan toch voor gekozen om ook cvso’s in het verhaal te betrekken. Waarom?

“Aan het begin van deze eeuw werd een krapte op de arbeidsmarkt voorspeld en wat later kregen we vanuit de overheid het signaal dat mensen die in een gesubsidieerd stelsel aan de slag waren, zoveel mogelijk moesten doorstromen naar de reguliere arbeidsmarkt. In de praktijk stelden we vast dat de stap naar die reguliere arbeidsmarkt voor mensen met een arbeidsbeperking niet evident was. De stap van werken in een bedrijf dat veel aandacht aan competentieontwikkeling en welzijn besteedt, naar een bedrijf dat dat loslaat, is enorm groot. Dus hebben we zelf een bedrijf opgestart – een cvso los van het gesubsidieerde circuit – waar we toch vooral aandacht aan de mens schenken. Zo’n coöperatieve vennootschap erkend als sociale onderneming leent zich daar ideaal voor omdat dat uitgaat van een dubbele doelstelling: enerzijds kansen bieden op tewerkstelling, anderzijds duurzame activiteiten ontwikkelen. De eerste is Talea cvso geworden, daarmee doen we aan ecologisch ontwerp, aanleg en onderhoud van de buitenomgeving op bedrijventerreinen. In 2018 zijn daar drie cvso’s bijgekomen: onze horecazaken. Als kleinschalig landbouwbedrijf kunnen we onmogelijk concurreren op de wereldmarkt, dus creëren we zelf onze marge door zoveel mogelijk in korte keten in onze eigen winkels en horecazaken te verkopen.”


En waarom zijn daar drie aparte vennootschappen voor nodig?

“Samenwerken zit in het DNA van ons bedrijf, vandaar de keuze voor de coöperatie. Per locatie en per vennootschap willen we samenwerkingen met lokale gemeenschappen, bedrijven, verenigingen en/of overheden opzetten, en hen mee laten participeren in de vennootschap.”

Hoe verhouden die organisaties zich tot elkaar? Is er een soort overkoepelende structuur vastgelegd?

“In totaal gaat het vandaag om drie vzw’s en vier cvso’s. De oprichtende vennoten van de coöperaties zijn de vzw’s. De besturen van de vennootschappen staan op zich, maar we stemmen missie, visie en strategie onderling af. Zo versterkt alles elkaar. We organiseren de bestuursorganen vanuit hetzelfde geheel en streven naar eenheid in operationeel management. In de horecazaken hanteren we hetzelfde kassasysteem, stroomlijnen we de menukaarten, de zaken verwijzen onderling naar elkaar door met gerichte marketing en communicatie … Vanuit een samenwerkingsovereenkomst levert de moederorganisatie, De Winning, ook bepaalde ondersteunende diensten aan de spin-offs. Omdat we dit voor het geheel doen, kan dat aan een voordelig tarief.”

“Een netwerkstructuur biedt oplossingen voor de toenemende complexiteit van de omgeving waarin we werken”

Dat is mooi, maar gaat dat niet ten koste van efficiëntie?

“We zitten inderdaad met een kluwen van regelgeving, maar we kiezen er bewust voor ons zo te organiseren. Ik geloof heel sterk dat daarin de oplossing ligt voor de toenemende complexiteit van de omgeving waarin we moeten werken, ondernemen, mensen tevreden houden … Samenwerking in een netwerkstructuur is een model waarin we vanuit De Winning duurzaam kunnen groeien door zelf initiatieven te nemen of te participeren in andere initiatieven.”

Wat zijn precies de grote voordelen? En waar liggen de valkuilen?

“Kleine initiatieven kunnen groeien vanuit een sterker geheel. Ze moeten niet meteen op eigen benen staan. De efficiëntiewinst zit in de samenwerking, omdat de moederorganisatie een financiële- en/of HR-verantwoordelijke kan voorzien, en de spin-offs via dezelfde weg ook volumekortingen genieten. Tegelijkertijd moet je er wel over waken dat de spin-offs hun wendbaarheid niet verliezen, maar ik zie eigenlijk voornamelijk voordelen aan een netwerkstructuur.” 

Hebben jullie dan nog nooit een omslag in structuur overwogen?

“In het begin haalden onze vzw’s 70% van de werkingsmiddelen uit subsidies, de rest verdienden we zelf. Door de jaren heen heeft de overheid geknibbeld aan die subsidies, waardoor onze werkingsmiddelen in de vzw’s vandaag nog maar voor 40% uit subsidies bestaan, en we de rest uit eigen economische activiteit genereren. Die economische finaliteit van vzw’s is door de jaren heen dus behoorlijk opgeschoven. Op een gegeven moment heb ik me wel de vraag gesteld of een vzw nog de optimale structuur is en we niet beter een vennootschap erkend als sociale onderneming zouden oprichten, maar het nieuwe wetboek voor verenigingen en vennootschappen uit 2019 heeft de economische activiteiten van die vzw-structuur mee opgenomen. Daardoor is die vraag momenteel minder prangend.”

Wat betekent de structuur voor de manier waarop jullie De Winning beheren? Is dat anders dan in een onderneming met winstoogmerk?

“De dubbele doelstelling is natuurlijk heel prominent aanwezig, zowel in de coöperaties als in de vzw’s. Enerzijds spannen we ons in voor mensen die op de reguliere arbeidsmarkt niet terechtkunnen. Anderzijds willen we onze economische activiteiten heel duurzaam inrichten. Die twee componenten zijn ook statutair verankerd. Op die manier willen we een goede werkgever zijn, voor onze mensen, voor onze omgeving en voor de samenleving. Eigenlijk zou elke onderneming daarmee bezig moeten zijn. Waar een vennootschap nog te vaak draait op winst, en zich daarop focust, ligt onze focus op maatschappelijke doelen realiseren. En winst is enkel een middel daartoe.”

Tekst: Daan Paredis – Foto’s: Jan Crab

Zelf aan de slag als ondernemer? Neem een kijkje op Notaris.be.

Geef een reactie